Categorieën
Terug in de taal

vrijhuis

Voordat het asielzoekerzoekerscentrum bestond, konden mensen hun toevlucht zoeken in een vrijhuis.

Van alle crisissen die Ewoud Sanders in Crisis! noemt, is de asielcrisis de afgelopen maanden het prominentst in het nieuws gekomen. Eerst stond vooral het aanmeldcentrum in het Groningse Ter Apel volop in de belangstelling. Later verschoof de aandacht naar het Overijsselse dorp Albergen. Daar had het COA – Centraal Orgaan opvang Asielzoekers – landhotel ’t Elshuys gekocht om er 300 asielzoekers in te vestigen. Het pand staat in de media inmiddels bekend als het ‘asielhotel’.

Allegorie op de vlucht van de bankroetiers van Amsterdam naar Emden, 1763, met links de aankomst van de vluchtelingen in de vrijplaats Kuilenburg [via Wikimedia Commons]

psychopaat

In het Nederlands komt het woord asiel (uit het Frans asyle) voor het eerst voor in een woordenboek uit 1650. Het heeft daar de concrete betekenis van ‘vrijplaats’. Dat wil zeggen een plek waar onder meer misdadigers en mensen die hun schulden niet meer konden betalen, hun toevlucht zochten zonder kans te lopen opgepakt te worden. Vroeger behoorden daartoe bijvoorbeeld kerken, kerkhoven en kloosters. In de 18e eeuw werd asiel ook de benaming voor wat het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) omschrijft als “eene inrichting van liefdadigheid voor personen die, in de maatschappij blijvende, zouden ten onder gaan”. Daar konden gevallen vrouwen, dronkaards en daklozen een beroep doen op barmhartigheid. Tot het midden van de 20e eeuw heette ook de inrichting voor ‘’den toerekeningsvatbare psychopaath”, die ter beschikking van de regering was gesteld, asiel. Het opnemen van zo iemand in een gesloten inrichting werd asyleeren (asileren) genoemd. Al deze betekenissen zijn inmiddels verouderd. De enige concrete betekenis van asiel die we nog kennen, is die van een plek waar een huisdier belandt waarvoor de eigenaar niet langer kan of wil zorgen.

toevlucht

Tegenwoordig gebruiken we het woord asiel vooral in de abstracte zin van ‘toevlucht’. Het is een bescherming die de staat biedt aan personen die elders door de overheid vervolgd (kunnen) worden en daarom op de vlucht zijn geslagen. Vaak gaat het daarbij om politiek asiel. Dat wordt aangevraagd door buitenlandse vluchtelingen die vanwege hun politieke denkbeelden gevaar lopen in hun eigen land opgepakt of vermoord te worden.

vrijhuis

Hoewel het woord asiel pas in de 17e eeuw zijn intrede deed in het Nederlands, is het concept al veel ouder. Ook in de middeleeuwen bestonden er al plaatsen waar misdadigers en ander gespuis veilig waren en waar zij niet opgepakt mochten worden. Hierboven kwamen we daarvoor al het woord vrijplaats tegen. Een ander Nederlands woord voor asiel is vrijheid. Dat klinkt ons misschien vreemd in de oren, maar vrijheid kende vroeger tal van betekenissen. Uit een ervan – ‘immuniteit’ – ontwikkelde zich de betekenis ‘vrijplaats’ of ‘asiel’. Maar het vriendelijkst klinkende woord voor de plaats waar iemand geen gevaar te duchten heeft, is het Middelnederlandse vrijhuis.

In de 18e eeuw had vrijhuis de betekenis van een huis waarop geen lasten rusten. Laten we hopen dat dit ook zal gelden voor de mensen die in het ‘asielhotel’ gehuisvest worden. En dat zij in Nederland een veilig onderkomen vinden.  


Meer lezen