Categorieën
WoordHoek

Houdbaar­heidsdatum

Het woord houdbaarheidsdatum gaat al een tijdje ook over heel andere dingen dan voedsel en medicijnen.

Ik stel mij onze taal graag voor als een wolk vol woorden en namen. In onze naslagwerken zijn ze strikt gerangschikt, van A naar Z, maar in die wolk kunnen ze losjes naar elkaar toe zweven. Soms traag, soms met een flinke snelheid.

Dat laatste zien we de afgelopen weken bij de naam Rutte en het woord houdbaarheidsdatum. Lang op afstand van elkaar rondgedobberd, nu zoeken ze doorlopend elkaars gezelschap. Google er maar eens naar en u krijgt tientallen voorbeelden te zien. Hier een in de vragende vorm: “Is de houdbaarheidsdatum van Rutte verstreken?” (kop op de website van NPO Radio 1). En hier eentje die deze vraag beantwoordt: “Mark Rutte is (…) volgens 8 op de 10 over zijn houdbaarheidsdatum heen” (kop op de website van EenVandaag).

Schermafbeelding van ad.nl

Het woord houdbaarheidsdatum had in het Nederlands een trage start. Bij mijn weten duikt het voor het eerst op in 1936, in het Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde. “Een houdbaarheidsdatum wordt op verpakking of ampullen niet vermeld”, lezen we daar. Een risico voor patiënten natuurlijk, maar gunstig voor de fabrikant, want die kon daardoor z’n geneesmiddelen langer blijven verkopen.

Het duurde vervolgens tot het begin van de jaren zestig voordat houdbaarheidsdatum een beetje opgang begon te maken. Er waren toen twee concurrenten op de markt: pakdatum en verpakdatum. Wanneer vlees was verpakt kon je achterhalen via een systeem dat ongeveer net zo transparant was als de kabinetten-Rutte I tot III. Er stond wel een datum op de verpakking, maar gemakshalve was die gecodeerd. A voor januari, B voor februari en niet zo verder, want de I en J waren overgeslagen. Weken kregen een Romeins cijfer, dagen een gewoon cijfer. Vlees verpakt op vrijdag 3 oktober had dus als code: L.I.5. Lees: dag 5 in week 1 van maand L. Lekker gebruikersvriendelijk en doorzichtig, toch?

Aanvankelijk vinden we het woord houdbaarheidsdatum vooral in krantenartikelen die – het is geen verrassing – stellen dat de gebruikte coderingen voor consumenten onbegrijpelijk zijn. Dat de politiek wel vaker traag reageert, blijkt uit deze krantenkop, nota bene uit 1973: “Houdbaarheidsdatum op geneesmiddelen aanbevolen”. Let wel: het duurde daarna nog bijna tien jaar voordat het vermelden van een “uiterste houdbaarheidsdatum” algemeen verplicht werd.

In de taalwolk bleef houdbaarheidsdatum lang hangen in de buurt van voedsel, verpakkingen en geneesmiddelen. Pas vanaf het eind van de jaren tachtig begon dit ambtelijke woord zich vrijer te voelen om verbindingen aan te gaan met andere zaken. In 1998 gebruikte Arno Kantelberg het zelfs in een taalkundige observatie. In zijn Vloekenboek stelt hij, over ziekteverwensingen: “Wat er aan nieuwe ziektes wordt verzonnen door jeugdige creatievelingen is vooral melig (krijg de racekak, krijg een aidsbult) en dus met een korte houdbaarheidsdatum.”

Een interessante observatie met betrekking tot de houdbaarheidsdatum van Rutte vind ik dat het juist heel positief is dat hij die heeft overschreden. Samen met andere bewindspersonen krijgt hij nu, voor iedereen duidelijk zichtbaar, de rekening gepresenteerd voor talloze kortzichtige beslissingen uit het verleden.

Positief lijkt mij ook dat de naam Poetin steeds vaker in één adem wordt genoemd met houdbaarheidsdatum. Samen met woorden als machtsstrijd en paleiscoup. Waartoe dit precies zal leiden, kan niemand voorspellen, maar wat een opluchting zal het zijn als die gewetenloze dictator het veld heeft geruimd.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders