Categorieën
WoordHoek

Hamsteren als oorlogswinst

In de eerste fase van de pandemie werd er massaal gehamsterd. Uit een recent gepubliceerde ‘Hamster-toptien’ blijkt wat we toen het meest onmisbaar vonden: onder meer rijst, pasta, toiletpapier plus vis en groente in blik. Hier een korte geschiedenis van het woord hamsteren.

In de media wordt hamsteren vaak geassocieerd met oorlog. De meeste mensen denken daarbij aan de Tweede Wereldoorlog, in feite ontstond dit begrip tijdens de Eerste Wereldoorlog. Weliswaar was Nederland toen neutraal, maar er ontstonden al snel grote tekorten. Daarom gingen mensen grote voorraden aanleggen. Dit werd wel optassen, provianderen of approvianderen genoemd, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond hiervoor een nieuw woord: hamsteren.

Foto: Pixabay

Wij leenden dit woord uit het Duits, waar het sinds het begin van de 19e eeuw in die betekenis wordt gebruikt.

Van meet af werd hamsteren als asociaal beschouwd. Voorjaar 1916 schreef het Algemeen Handelsblad:

Er wordt in de kranten heftig gesputterd tegen dit ‘hamsteren’. Men zou het ook onvaderlandslievend kunnen noemen, oncollegiaal tegenover den medemensch, die niet in staat is een deel van zijn verdiensten vast te leggen in een gevulde provisiekast. Maar dat het publiek ietwat angstig geworden is, dat het meer aan zich zelf denkt dan aan zijn naaste, nu de prijzen dikwijls met den dag opslaan, is toch wel begrijpelijk. Niemand zou het geloofd hebben, dat ooit in Duitschland een mensch een uur zou wachten om in het bezit te komen van een half pond suiker. De al te voorzichtige potters [oppotters, ES] werden dan ook een jaartje geleden nog uitgelachen. Nu lachten zij op hun beurt.

Oorlogen leveren doorgaans veel nieuwe woorden op. Ook hamsteren werd als ‘oorlogswinst’ geboekstaafd. In 1918 nam E. Slijper het op in een lange lijst woorden in het tijdschrift De Nieuwe Taalgids, in een artikel getiteld “Oorlogswinst der Nederlandsche taal”. Hij schreef: “Hamsteren, voorraad opdoen, een zuiver Duits woord, misschien daar ook pas uitgevonden, maar nu druk gebruikt. Men had het ook mieren kunnen noemen! Maar dit werkwoord is reeds in beslag genomen.”

Sinds 1919 is hamsteren in woordenboeken te vinden. Koenen gaf als definitie: “Hamsteren, in stilte voorraad opleggen, in strijd met de distributie-bepalingen.”

Om hamsteren in politiek onrustige tijden te ontmoedigen gaf de Vereeniging voor Nationale Veiligheid in 1939 een brochure uit getiteld Hamsteren en hamsteren: een raad aan de Nederlandsche huisvrouw. Datzelfde jaar werd de distributiewet van kracht, een wet die tot doel had “het tegengaan van het hamsteren van goederen in buitengewone omstandigheden”. In de volksmond werd dit de “Hamsterwet”. genoemd

Omdat vrouwen van oudsher vaker boodschappen doen dan mannen en dus ook vaker in de gelegenheid zijn om te hamsteren, is er over dit koopgedrag het nodige te vinden in naslagwerken voor vrouwen. Zo schreef de W.P. voor de vrouw in 1953 bij het artikel hamsteren:

Wordt vaak als onzedelijk beschouwd, aangezien de minder koopkrachtigen in tijden van politieke onzekerheid de dupe kunnen worden van hamsteren door anderen. […] Hamsteren kan strafbaar gesteld worden.

Zou er in sommige grote steden meer gehamsterd worden dan in andere? Vast niet. Toch leek het daar wel op tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen het woord hamsteren algemeen bekend werd. Daarom kreeg Amsterdam in die tijd de bijnaam Hamsterdam.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders