Categorieën
Woorden weten alles

Bang voor het a-woord?

Mogen we het a-woord nog wel gebruiken, vraagt Ludo Permentier zich af.

Typisch voor politieke partijen in België is hun (jaarlijkse) gezinsdag. Ze huren een pretpark af en daar kun je gratis naartoe met partner en kinderen, als je niet te beroerd bent om in de roetsjbaan achter een minister te zitten. En als je bereid bent om te luisteren naar de toespraak van de voorzitter. Die haalt de gedachte nog eens van stal dat het gezin de hoeksteen is van onze samenleving. De partij wil daarom gezinnen ondersteunen die het moeilijk hebben in tijden van crisis. Dat is namelijk een prioriteit.

Foto: Franck MichelCC BY 2.0

En omdat politici altijd doen wat ze beloven, lazen Vlamingen in het jaarplan van hun regering (de zogenaamde Septemberverklaring) dat ze aan het eind van het jaar wat lekkers in hun schoentje zullen vinden. In de krant verschenen grafieken met poppetjes en centjes, waarop je kon zien wat je mocht verwachten. En het viel op: een tweeverdienersgezin met een fatsoenlijk inkomen en met kinderen krijgt enkele honderden euro’s per jaar, een werkende alleenstaande krijgt niets. Gemor in de coulissen, geschreeuw in het Vlaams Parlement.

En een merkwaardige oprisping in de krant De Standaard. Redactrice Lieve Van de Velde had gesproken met haar buurvrouw, nog niet lang geleden gescheiden, die het moeilijk had met het woord alleenstaande. “Ik sta niet alleen op de wereld”, was haar argument.  Dat lelijke woord “heeft een bijklank van zieligheid, eenzaamheid en tranen.”

Daar had de journaliste nog nooit bij stilgestaan, al woont ze zelf al jaren alleen. “Voor mij is alleen altijd iets anders geweest dan eenzaam.” Maar na dat gesprek klonk het woord alleenstaande ineens anders. En zo’n grafiek met slechts één popje en het stigma ‘geen kinderen’ ernaast, ademde plots depressie uit, nog los van het feit dat er een zero bij stond.

Dat mag een subjectieve interpretatie zijn, het valt wel op dat alleenstaanden in woordenboeken vooral lezen wat ze níét zijn. Neem het Algemeen Nederlands Woordenboek. Zo’n alleenstaande is te herkennen omdat die ‘zonder partner’ leeft, of ‘ongetrouwd, gescheiden of weduwe/weduwnaar’ is. Het is alsof je een gehuwde samenwonende zou definiëren als ‘iemand die (nog) niet gescheiden is, wiens partner nog leeft’.

Er moet een beter woord te vinden zijn, het omgekeerde van voordeurdeler of woningdeler. Dertig jaar geleden zei men ongehuwde of ongetrouwde, maar het huwelijk is lang niet meer vereist om samen te gaan wonen. Single, celibatair, vrijgezel zijn ook te specifiek, want veel alleenstaanden hebben wel degelijk een relatie. Ze wónen alleen niet samen. Alleenwonende komt in aanmerking. Dat staat zelfs in Van Dale. Het ANW suggereert ook alleengaande of solitair, maar dat zijn ook weer synoniemen van single.

We zullen het voorlopig moeten doen met alleenstaanden. Om het leed van die mensen niet te verzwaren, moeten we wel beletten dat negatieve connotaties met de nuchtere betekenis aan de haal gaan. Beletten dus dat de term alleen nog negatief gaat klinken. Als we dat maar hadden gekund bij het n-woord, het i-woord, het d-woord, het k-woord, het o-woord, het f-woord en nog een pak andere! Dan hadden we het misschien niet hoeven te zoeken respectievelijk bij ‘mens van kleur’, ‘vreemdeling zonder papieren’, ‘mens met een gehoorstoornis’, ‘slepende ziekte’, ‘van een gevorderde leeftijd’ en ‘in financiële moeilijkheden’.

We kunnen er bijvoorbeeld op wijzen dat de alleenstaande alleen stáát. Dat wil zeggen dat hij niet bij de pakken gaat zitten, niet op apegapen gaat liggen en nergens rond hangt. Nee, het is iemand die staat op zijn rechten. Die ergens voor staat. Die in aanzien kan staan. Die iemand bijstaat, of ten minste aan de zijde van iemand staat. En dat helemaal alleen.

Een alleenstaande houdt zichzelf staande. Een watje kan dat niet.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van Woorden weten alles? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ludo Permentier is journalist en auteur. Hij was docent in het middelbaar onderwijs, werkte bij Van Dale en de Taalunie en publiceerde taalboeken. Vijftien jaar lang schreef hij de taalcolumn Woorden weten alles in De Standaard.

E-mail: ludo.permentier@telenet.be